Zodra we de volgende dag de machtige, ruige, met ijs bedekte bergkust van Groenland boven de horizon zien opdoemen, is de zee weer rustig, mijn maag gekalmeerd en de doorstane beproeving snel vergeten. Vanaf dat moment kijk ik alleen maar mijn ogen uit. Het lijkt wel alsof we een winterwonderland-sprookje zijn ingevaren. Steile, duizend meter hoge, zwarte, donkergrijze of blauw lijkende bergwanden, waarover contrasterende witte gletsjers hun weg naar beneden zoeken. Honderden metershoge ijsbergen en ijsschotsen, waar we langs en zomaar tussendoor varen. Op sommige plekken lijkt het zeewater wel olie, en versmelten lucht en zee vloeiend in elkaar: ze hebben vrijwel dezelfde kleur en de ijsschotsen en wolken bijna dezelfde vormen. Wanneer de zon zich tussen de wolken laat zien en een reflectie in het water toont, is het plaatje compleet: varen we nou in een aquarel die tot leven is gekomen? Op de laatste dag van de expeditie in Scoresby Sund bezoeken we het enige dorpje in heel Noord-Oost Groenland, Ittoqqortoormiit, dat een kleine 300 inwoners heeft. De Inuit die hier wonen werden voorheen eskimo’s genoemd, maar die naam is verbannen omdat het ‘eters van rauw vlees’ betekent. Als ik rondloop tussen de gekleurde huisjes, kan ik me nauwelijks voorstellen hoe het leven hier moet zijn. In deze gure, snijdende kou, met slechts twee winkels, een kerk, ‘n klein schooltje, een politiebureau, postkantoor en bank. Verder niks. Het dichtstbijzijnde dorp ligt 800 kilometer zuidelijker. Ten noorden is er niets, behalve meer ijs. “De Inuit leefden voorheen van de jacht op zeehonden en walvissen, maar nu dat verboden is, komen ze vooral rond van uitkeringen die ze krijgen van de Deense overheid”, vertelt agent Peter me, die ik op straat aanhoud voor een praatje. Een vrolijke bedoening is het niet, het dorp lijkt wel een verlaten filmdecor. “De Inuit hebben nu geen doel en dagbesteding meer, waardoor alcoholverslaving en zelfs huiselijk geweld in drastische mate zijn toegenomen”, vertelt de agent. Een oplossing lijkt helaas niet snel gevonden. Geraakt door dit verhaal en de eenzaamheid die voelbaar is in dit dorp, keer ik terug naar het moederschip. Dan breekt de laatste avond aan. Wanneer ik na 24 uur terugvaren weer in Reykjavik aankom, lijkt het die avond alsof mijn hele hotelkamer heen en weer beweegt. Wanneer ik die ochtend een blik uit het raam werp, zie ik geen zee en ijsbergen. Een post-expeditie-dip ligt op de loer. Maar wanneer ik mijn ogen sluit, hoor ik golven klotsen en zijn we terug in de magische winterwonder-sprookjeswereld; mijn zeebenen en ik.